Markten en stapelhuizen op de Korenmarkt
De Korenmarkt dankt zijn naam aan het graan, dat via de Leie werd aangevoerd en dat hier in stapelhuizen of 'spijkers' werd opgeslagen vooraleer het werd verkocht. Die stapelhuizen vind je zowel aan de Graslei en de Hooiaard als hier op de Korenmarkt. De oudste benaming van het huidige plein, Korenaard, verraadt trouwens dat de graanschepen aanvankelijk tot hier kwamen. Aard betekent immers ‘aanlegplaats’. Uit archeologisch onderzoek weten we intussen dat de bodem van de Korenmarkt in de vroege middeleeuwen nat was. Zo nat, dat hier mogelijk water stroomde, van de Leie, een Leie-arm of een kanaaltje die met de rivier in verbinding stond.
Vóór de 18de eeuw, toen aardappelen op het menu van de Gentenaars kwamen, vormden granen zoals tarwe en rogge, verwerkt tot brood of pap, het belangrijkste voedingsmiddel. Voor een middeleeuwse grootstad als Gent, die in de 14de eeuw meer dan 60.000 monden te voeden had, was een goede bevoorrading en distributie van graan van levensbelang. Gent was, samen met Douai (Dowaai, nu in Noord-Frankrijk), de enige Vlaamse stad met een graanstapel. Het graanstapelrecht hield in dat een bepaalde hoeveelheid van het ingevoerde graan ter beschikking van de lokale bevolking moest worden gehouden. Tenminste een kwart van het graan moest eerst op de lokale markt worden aangeboden, vooraleer het elders mocht worden verkocht. Dit economische privilege werd in 1761 officieel afgeschaft, maar de handel in granen en zaden duurde voort tot de Tweede Wereldoorlog.
In de middeleeuwen werd er op de Korenmarkt trouwens niet alleen graan verhandeld. Tegenover de Sint-Niklaaskerk werd ook fruitmarkt gehouden. Naast de fruiteniers of fruitverkopers stalden ook de kaaskopers of zuivelhandelaars er hun waren (kaas en boter) uit.