In de waterrijke omgeving van de Brabantpoort of Braampoort waren in de 14de en 15de eeuw verschillende publieke badhuizen of "stoven" gevestigd. In een stoof kon je een warmwaterbad nemen, maar ook ontspanning zoeken. De meeste mensen hadden thuis immers geen badkamer. Die luxe was er enkel in de residenties van vorsten en de hoge adel en in abdijen. Naast de stoven die voor iedereen toegankelijk waren, waren er ook aparte vrouwenstoven en mannenstoven. Die laatste hadden de (terechte) reputatie van bordelen, wat voor overlast in de gebuurte zorgde. Een van de meest gekende en oudste stoven in Gent was Casteel Wandelaert in de Sint-Jansvest. Dit badhuis bestond al in 1354 en bleef zeker tot 1516 actief. De naam van het huis verwijst enerzijds naar een 'slechte aanlegplaats' (Wandelaert) aan de Schelde en de rond 1100 gegraven Ketelvest, en anderzijds naar een versterking (Casteel) op de tweede stadsomwalling, waar de Ketelvest deel van uitmaakte. Archeologisch onderzoek van Casteel Wandelaert leverde geen materiële sporen van dit badhuishuisverleden op, maar de schepenregisters van de stad Gent (bewaard in Archief Gent) bewaren wel vele honderden koop- en huurcontracten met betrekking tot deze en andere stoven in Gent.