“In al die jaren was het mijn eerste subsidie ooit die ik aanvroeg”
Vioolbouwer Luc Deneys maakte gebruik van de subsidie verfraaiing handelspanden voor de renovatie van zijn historische gevel.
Zijn winkel en atelier huizen in een van de oudste huizen van de stad. De winkel zelf zit er ook al sinds 1874, maakte 2 wereldoorlogen mee en ooit werkte er 60 man aan de bouw en het herstellen van muziekinstrumenten. Ondanks die rijke historie was het pand al 30 jaar niet meer onder handen genomen. De subsidie verfraaiing handelspanden kwam dus als geroepen voor Luc Deneys, een officieel gepensioneerde, maar nog steeds actieve instrumentenbouwer. “De renovatiepremie is echt een goed initiatief, want alle kleine beetjes helpen”.
Vraag de subsidie verfraaiing handelspand aan
En recupereer 40% tot 70% van de renovatiekostenHet lijkt wel even terugkeren in de tijd wanneer we de deur van vioolbouwer Luc Deneys in de Ottogracht openduwen. Binnen treffen we tientallen violen en cello’s aan. De meeste zijn zelf gebouwd door Luc die ook vandaag weer druk in de weer is met het schuren aan een nieuw instrument. Enthousiast leidt hij ons vlug nog even door de geschiedenis van dit Gentse muziekinstituut. “Het muziekatelier bestaat sinds 1874. Er was hier zelfs een kopergieterij en op zijn hoogtepunt werkten hier 60 man. Op elke verdieping van het gebouw waren er ateliers. Zo ben ik hier ook beland als vioolbouwer/hersteller. Maar toen muziekwinkel Maheu rond de jaren 1980/82 een overnemer zocht, heb ik besloten om de zaak over te nemen. Toen was dat hier nog een echte muziekwinkel, de enige in Gent trouwens. We verkochten hier alles van drumstellen over violen tot blaasinstrumenten. Ik had zelfs iemand in dienst die hier alleen maar snaren verkocht. Doorheen de jaren is er natuurlijk veel veranderd en mogelijks houdt het hier na mij op. Ik ben nu in de 70, maar ik hoop het in ieder geval nog zo lang mogelijk te kunnen doen,” vertelt de vioolbouwer die tot de top 10van de Europese bouwers behoort. “Internationaal zijn er drie laureaten van de Koningin Elizabeth wedstrijd die op mijn instrumenten spelen en in elk orkest zit er wel een viool van mij tussen,” vertelt Luc dan ook trots.
Wat een verhaal wel Luc. Hoe ben je in deze stiel gerold?
Ik speel zelf geen viool en heb nooit muziekschool gevolgd, maar ik ben violen gaan maken met het idee van kunst. Van opleiding ben ik leerkracht tekenen en beeldhouwen. Een gewaagde keuze in de jaren 60, maar net nog toegestaan door mijn ouders omdat ik er ook godsdienst bijnam (lacht). Al waren ze ook duidelijk: 1x buizen en het was gedaan. Gelukkig heb ik het tegendeel kunnen bewijzen en ben ik geslaagd in mijn opzet. Letterlijk ook want destijds werkte ik ook samen met de grote moderne kunstenaar Christo bijvoorbeeld en won ik enkele internationale prijzen in de hedendaagse kunst. Omdat ik voor die werken vaak met muzieknoten werkte, ben ik mij gaan verdiepen in de instrumenten die die noten produceerden. Zo kwam ik uiteindelijk in het vioolbouw-atelier van Cremona terecht, 1 van de 2 Europese top-ateliers. Daar leerden ze me de stiel van het bouwen en ontdekte ik dat ik een speciaal gehoor had. Ik kon namelijk tonen uit hout halen die anderen niet konden. Na de bouw van mijn eerste instrument werd ik daarom aangemoedigd om er nog eentje te bouwen en zo ben ik er dus eerder toevallig ingerold.
Vioolbouwer is dus effectief een beroep? Dat gebeurt niet in fabrieken?
Oefeninstrumenten kan je machinaal laten fabriceren, maar een viool is een raar instrumentje. Zeker als je dat in een knap orkest wil gebruiken. Dan moet elk stukje aan een viool gestemd zijn. En dan spreken we al snel over maanden werk. Bovendien wordt er voor topinstrumenten speciaal hout gebruikt. Ik werk bijvoorbeeld met hout dat al 70 jaar gedroogd is bijvoorbeeld. Zo werk ik nu aan instrumenten die gebouwd zijn uit hout van 1935.
Dat lijkt me vrij arbeidsintensief dus?
Je moet toch rekenen dat je zo’n 280 werkuren nodig hebt voor een viool. Dat is ongeveer 2 maanden werk. En dan spreken we nog niet over de kost van het materiaal. Daar hoort dus ook een stevig prijskaartje bij. Mijn goedkoopste viool wordt vanaf 12.000 euro verkocht en dat loopt dan verder op tot instrumenten van 25.000 euro. Veel geld, maar het is inderdaad ook heel arbeidsintensief. Vaak ben ik hier al om 7u30 bezig en dan ga ik door tot ’s avonds als mijn vrouw thuiskomt van haar werk. Vioolbouwen aan de top is nog altijd heel ambachtelijk werk. Je kan tegenwoordig ook wel hout frezen en elektrisch schuren, maar dat doe je beter niet omdat je daar de moleculaire structuur van het hout mee beschadigt. Een viool bouw je dus met veel liefde, geduld en zon.
-
Elke viool is anders en elke viool is een kunstwerk op zich. Daarin probeer je jezelf steeds te overtreffen. Het is een beetje een race tegen jezelf
Kan je daar dan van leven?
Als je vandaag de dag enkel van het bouwen zou moeten leven niet. Gelukkig ben ik ooit met een volledige muziekwinkel gestart. Uiteindelijk verdiende ik mijn geld met de verkoop van die instrumenten of snaren. De herstellingen waren een extra, de bouw een bonus. Doorheen de jaren ben ik, behalve de violen dan, die verkoop van instrumenten wel gaan afbouwen en heb ik me meer op de bouw toegelegd. Maar tot 10 jaar geleden kon je hier bijvoorbeeld wel nog gitaren kopen.
Waarom is het zo’n mooi beroep voor jou?
Omdat ik er mijn creativiteit in kwijt kan. Elke viool is anders en elke viool is een kunstwerk op zich. Daarin probeer je jezelf steeds te overtreffen. Het is een beetje een race tegen jezelf. Letterlijk ook, want in zekere zin is het wel een eenzaam beroep. Toch trekt dat mij ook net aan. Het meditatieve van het schrapen aan hout… heerlijk. Als ik hier 2 à 3 klanten op een dag over de vloer krijg, had ik een drukke dag (lacht). Al heb ik er ook bewust voor gekozen om zonder personeel en collega’s te werken. Want personeel aansturen, ik kan dat niet. Daarvoor ben ik te chaotisch. En bovendien blijf je voor de herstelling of de bouw van het instrument verantwoordelijk. Dat hou ik dus liever zelf onder controle.
Vioolbouwer is dus een duur, uitstervend beroep zonder opvolging … en toch deed je nog een financiële inspanning om de gevel van je winkel en atelier een nieuwe look te geven?
Er was hier zeker al 30 jaar niks meer aan het pand gebeurd. En hoewel ik er zelf ook over twijfelde om die kosten op mijn 70ste nog te maken was het mijn vrouw die me overtuigde om er werk van te maken (lacht). Ze zei: voor hetzelfde geld ben jij nog heel lang goed en zit je hier nog 20 jaar te werken. Waarom zou je die werken niet doen?
Dus klopte je aan bij de Stad Gent voor de subsidie verfraaiing handelspanden. Hoe ben je daarop terechtgekomen?
Via mijn vrouw ook. Zij had ervan gehoord en ik was meteen mee in dat verhaal want alle kleine beetjes helpen. Het is alles bij mekaar toch een 3.000 euro dat ik hiervoor terug krijg. Dat is toch niet mis. Zeker omdat we ook met een beschermd pand zitten waarbij we wat minder vrij zijn in onze keuzes. En eerlijk is eerlijk. De nieuwe, opgefriste look is wel spectaculair. Veel passanten en vaste klanten spreken me erover aan.
Ging die aanvraag vlot?
Het was nog maar de eerste subsidie die ik in mijn leven heb aangevraagd en dat ging eigenlijk wel vlot. Ook al moest ik met erfgoed wat extra zaken regelen. Uiteindelijk moest ik gewoon een dossier doorsturen en daar alle info voor meegeven. Ik ben in ieder geval blij dat er zo’n initiatief als dit bestaat want mijn loon is ook niet meer wat het vroeger was.