Geschiedenis van Ledeberg

Ontdek de geschiedenis van de wijk Ledeberg.

Twee nederzettingskernen tot 19e eeuw

Ledeberg wordt voor het eerst vermeld als Letha in 964. Tot aan het eind van het Ancien Régime was het grotendeels afhankelijk van de Sint-Pietersabdij. Er waren twee nederzettingskernen. Het oude hof van Ledeberg met de Sint-Danielskapel is te situeren in de omgeving van de Hundelgemsesteenweg, Jozef Vervaenestraat en Frans De Mildreef. Een tweede kern bevond zich rondom de Dries en werd met de aanleg va de Brusselsesteenweg in 1704-1708 in tweeën gesplitst. Buiten deze nederzettingskernen was Ledeberg hoofdzakelijk landbouwgebied en dit tot het begin van de 19de eeuw.


Industrialisatie doet Ledeberg groeien

Ledeberg werd tijdens de Franse bezetting in 1801 een zelfstandige gemeente. In de voorsteden van Gent is het Ledeberg dat tot een snelle ontwikkeling komt. Twee factoren zijn hiervoor bepalend geweest: de industrialisatie en de bevolkingstoename.
 
De industrialisatie (1800-1850) bezorgde Ledeberg een grote expansie. Er ontstond een bloeiende industriële nijverheid, met een aantal katoenfabrieken, vlasspinnerijen, een steenbakkerij, een scheepsbouwwerf.


Toename van bevolking en woningen

De bevolkingstoename rond 1900 (hoogste bevolkingsdichtheid: 14.396 inwoners op een totale oppervlakte van 109 ha) deed de vraag rijzen naar goedkope huizen. Men bouwde talrijke woningen op een kleine oppervlakte, langs dicht bij elkaar liggende straten. Daardoor vind je vandaag in Ledeberg nog een paar beluiken met de typische arbeiderswoningen, zoals de "Cité Anglaise" aan de Hundelgemsesteenweg en de beluikenbouw in de Bellevue-wijk.


Naar een nieuw gemeentelijk centrum

De vestiging van industriële activiteiten en de ermee gepaard gaande bevolkingsaangroei deed ook de nood aan een nieuw gemeentelijk centrum ontstaan. Dit kwam er na het midden van de 19de eeuw, zowat tussen de twee oude nederzettingskernen in. Uitgangspunt was een plein, het huidige Ledebergplein, waar ook het gemeentehuis (1878), de nieuwe parochiekerk van Sint-Lieven naar ontwerp van E. de Perre-Montigny (1869-1872) en de pastorie te vinden zijn.
Het gemeenteplein vormde ook het uitgangspunt van een nieuw stratenplan waarvan de Langestraat en de Ledebergstraat de hoofdassen vormden. De overwegend smalle straten met een sterke grondversnippering gaven plaats aan overwegend kleine tot middelgrote, vaak in reeksen opgetrokken huizen. Ondanks talrijke verbouwingen en vernieuwingen zijn die karakteristieken nog steeds terug te vinden in het centrum van de zuidelijke deelgemeente Ledeberg.


Culturele opmars

Parallel met deze demografische en industriële uitgroei van Ledeberg, manifesteert zich ook de culturele opmars. Omstreeks 1870 liet katoenfabrikant Eggermont het huidige gemeentehuis bouwen (pas operatief vanaf 1883) voor de toen erg bloeiende harmonie "Concordia". Een muziekschool volgde al vlug in 1875. De schoolstrijd in 1879 gaf aanleiding tot de bouw van de parochiale school in de Kleine Kerkstraat.
 
Omstreeks die tijd werd het Sint-Gregoriuscollege opgericht. Vanaf dan konden de meisjes ook hun middelbare studies aanvangen in het O.L.V.-Presentatie Instituut. Al deze gebouwen getuigen van de sterke uitgroei van Ledeberg na 1860.
Niet in het minst het omstreeks 1885 gebouwde godshuis of Hospice, oorspronkelijk een tehuis voor weeskinderen, dat tijdens de oorlogsjaren omgevormd werd tot ziekenhuis en de functie heeft vervuld van een bejaardentehuis.


Bellevue-wijk als symbool urbanisatie

De Bellevue-wijk kwam er pas in het begin van de 20ste eeuw, op de plaats van een vroeger overstromingsgebied van de Schelde. De tuinwijk die omstreeks 1925 werd aangelegd naar ontwerp van architect Oscar Van de Voorde, is kenmerkend voor die urbanisatie.
 
De Rodeleeuwstraat, de Vuurkruiserstraat en de Zegepraalstraat weerspiegelen die tuinwijkidee. In recente tijd werd een deel van dit areaal opgeofferd voor bredere doorgangswegen en de monumentale op- en afritten van de autowegen E17 en E40.