“We dagen bedrijven uit om hun tunnelvisie los te laten”
Veerle en Charlotte vroegen een starterscontract ter waarde van 5.000 euro aan voor hun bedrijf dat focust op productontwikkeling
Weten wat je klant wil. Het lijkt een evidentie, maar de oefening is moelijker dan ze lijkt. Dat stellen Charlotte en Veerle dagelijks vast. Niet zo lang geleden startten ze met Alice Down the Rabbit Hole hun eigen consultancy bureau op dat voedingsbedrijven helpt bij de ontwikkeling van nieuwe producten. Daarbij vertrekken ze steevast vanuit de consument die volgens beide dames eindelijk eens als een volwaardige partner bij het ontwikkelingsproces moet betrokken worden. Voor de opstart van hun zaak deden ze beroep op het Gentse Starterscontract, een subsidie twv 5.000 euro van de Stad Gent voor investeringen in opleiding, expertise of investeringen voor je onderneming.
Vraag je Starterscontract aan
Hallo Charlotte en Veerle, jullie leiden een bedrijf met de naam Alice Down The Rabbit Hole… Met voorsprong de origineelste naam die we al zijn tegengekomen. Maar hoe is die te linken aan een bedrijf dat voedingsbedrijven helpt bij de ontwikkeling van producten?
Charlotte: (lacht) Laten we zeggen dat innoveren een uitdaging is. Een zoektocht naar dat product dat alles heeft om een blijver te worden en door te breken op de markt. Onze naam verwijst dus naar het boek en de film Alice in Wonderland, waarin het hoofdpersonage Alice verdwaalt en de weg terug zoekt. Spreekwoordelijk zou je dus kunnen stellen dat we onze klanten begeleiden op een tocht vol hindernissen tijdens het proces van een nieuwe productontwikkeling. Down the rabbit hole tonen we de weg op hun pad vol vreemde antwoorden. Of we proberen er in ieder geval wat gefundeerde orde in te brengen.
Waarom dachten jullie dat daar dan nood aan was? Want het lijkt ons vrij evident dat producenten rekening houden met wat de klant wil?
Veerle: We hebben allebei een achtergrond in de voedingsindustrie. Daar viel ons toch op hoe weinig de consument betrokken wordt in de ontwikkeling van een nieuw product. Vaak wordt zo’n product gelanceerd omdat er ergens in een meeting een idee op tafel kwam dat toen tof leek. Niet veel later is dat dan in productie, zonder dat men er eigenlijk zeker van is dat iemand daar op zit te wachten. Denk bijvoorbeeld aan vleesproducenten die vandaag ook proberen om een veggie aanbod in de markt te zetten. Die hebben toch vaak moeite om goed te kunnen inschatten wat een vegetariër of flexitariër verwacht of zoekt. Want in zo’n vleesbedrijf lopen meestal niet veel vegetariërs rond (lacht).
Doen bedrijven dan geen beroep op marktonderzoeken?
Charlotte: Uiteraard wel. Maar met data en marktonderzoeken krijg je slechts een deeltje van het verhaal te zien. Die info vertelt je niet waarom mensen een keuze maken waardoor je er als producent ook niet op kan anticiperen. Eten is toch voor een groot stuk 'emotie', maar de emoties achter een keuze kan je moeilijk achterhalen op basis van klassieke data.
Veerle: Veel marktonderzoeken baseren zich vaak op historische data of organiseren focusgroepen. Maar die methode is toch vaak heel erg top down georganiseerd.
Waarin maken jullie met Alice Down the Rabbit Hole dan het verschil?
Veerle: Wij zetten in op co-creatie. Zo zetten we de consument centraal in de ontwikkeling van het product. Daarin zijn we ook vrij uniek. In plaats van een focusgroep, werken we nog veel diepgaander. We zetten brainstormsessies op waarbij de mensen echt de ruimte krijgen om hun gedacht te zeggen. Door mensen het gevoel te geven dat ze gehoord worden en door ook effectief te luisteren, krijg je veel meer input over hoe zij naar het product kijken.
Tot nu toe werken jullie voornamelijk met voedingsbedrijven. Is dat een bewuste keuze, of willen en kunnen jullie ook uitbreiden naar andere sectoren in de toekomst?
Veerle: Aangezien we allebei een achtergrond als bio-ingenieur hebben en bij voedingsbedrijven werkten, ligt onze expertise daar. Voorlopig zetten we dus echt op die sector in omdat er na de brainstorm altijd een analyse volgt. Daarvoor moet je ook wel op de hoogte zijn over wat technisch mogelijk is en past binnen het verhaal. Toch is de methodologie an sich wel breed toepasbaar en kunnen we die eigenlijk op verschillende takken van de industrie toepassen.
Je zei het net zelf. Jullie zijn allebei bio-ingenieur en besluiten dan om te gaan ondernemen. Dat zien we tegenwoordig wel vaker als we denken aan micro bierbrouwers, desembroden,… Zijn bio-ingenieurs de ondernemers van de unief?
Charlotte: Ik heb daar nog nooit zo over nagedacht, maar nu je het zegt. Ik vermoed dat het aan de aard van de opleiding ligt. Die is redelijk breed waardoor het studenten aanspreekt die ondernemender zijn. Zo’n ingenieursopleiding focust zich immers op de toepassing van fundamenteel onderzoek. Bio-ingenieurs willen hun kennis kunnen toepassen.
Veerle: Dat klopt wel. Ook als je kijkt naar de uitdagingen en vraagstukken waar we als maatschappij voorstaan, dan zie je dat die in deze opleiding aan bod komen. Nu ik het zo bedenk zijn veel van mijn vrienden uit de opleiding wel heel erg bezig met het nadenken over hoe we onze kennis kunnen inzetten om innovatieve en technische oplossingen te bieden die kunnen bijdragen aan een betere wereld.
Is het dat wat jullie dan zo fascineert in productontwikkeling? Bijdragen aan een betere wereld?
Veerle: We proberen de wereld inderdaad een beetje te verbeteren met onze methode.
Charlotte: We leggen dan ook de focus op bedrijven of organisaties die willen innoveren. Bedrijven die hun producten of diensten beter willen afstellen op de consument. Bedrijven of organisaties die streven naar een maatschappelijke meerwaarde. Want het zijn net zo’n producten of diensten die vaak iets moeilijker verkopen. Denk maar aan bio-groenten. Die zijn duurder omdat ze minder intensief geteeld worden. Het heeft heel wat tijd gekost om dat aan de consument uit te leggen. Maar je ziet dat die producten kwetsbaar blijven in crisistijden zoals nu wanneer iedereen toch weer wat meer naar zijn portemonnee kijkt.
Veerle: Daarom dat we in onze co-creatie sessie ook heel erg focussen op de communicatie rond een product. Want hoe moet je iets in de markt brengen zodat de consument snapt wat de meerwaarde van dat product is én bereid is over te schakelen of meer te betalen?
Onlangs deden jullie ook beroep op het Gentse Starterscontract. Een subsidie van 5.000 euro voor ondernemers die minder dan 2 jaar geleden zijn opgestart of herstart. En subsidie die ondernemers kunnen inzetten voor opleidingen, expertise of investeringen in hun zaak. Waarom hebben jullie hierop ingetekend?
Veerle: Het leek ons vooral een interessante formule om er enkele extra opleidingen mee te financieren. Want je kan niet in alles een expert zijn. Ik vind het dus een mooi initiatief van de Stad Gent omdat ze ondernemers de kans bieden om zo extra kennis of expertise in te kopen. Best meegenomen omdat je als starter vaak niet zoveel centen hebt en elke ondersteuning op dat vlak een plus is. Boekhouding in Vlaanderen is echt bijzonder ingewikkeld (lacht).
Charlotte: Door wat extra opleidingen daarover te volgen en een goede boekhouder in te schakelen kunnen we zo beter begrijpen waarom de boekhouder bepaalde keuzes maakt. Nu volgen we die zomaar. Maar het zit in ons om alles beter te begrijpen.
Veerle: Bovendien is het als ondernemer geen slecht idee om die zaken uit te besteden waar je zelf niet voldoende kennis over hebt. Anders steek je daar teveel kostbare uren in, die je beter in je business had geïnvesteerd.
Een aanrader dus voor andere ondernemers?
Veerle: Ja toch wel. Die aanvraag gaat ook vrij vlot, dus daar moet je het ook al niet voor laten.